zondag 22 januari 2012

#4 IK OOK HIER?

En toen was er licht!

Toen al? Jazeker!

Het is nu een goeie twee weken geleden dat ik voor het eerst in een Tanzaniaans bed wakker werd. Dat er in veertien begindagen een hoop kan gebeuren, is me in een bontgekleurd Praags verleden al duidelijk geworden. De eerste, zeg, anderhalve week hier stond in het teken van acclimatiseren. Het ging er rustig aan toe: ik kuierde wat door de buurt, had nog een Leids essay te schrijven dat in Nederland door alle voorbereidingsdrukte op mijn bordje was blijven liggen (one down, two to go) en reisde voor de eerste keer per daladala, het openbaar vervoermiddel van Dar es Salaam. Ach, de daladala, een absoluut fenomeen waar ik in een volgende post uitgebreid over zal vertellen. Wat foto’s betreft bleef, zoals jullie hebben gezien, de oogst beperkt.

Nu is het hier vier uur ’s middags en ben ik pas een halfuur op.

Ja hallo, we zijn hier in Tanzania, waar de tijd in dienst van de mens lijkt te staan in plaats van andersom. Hier is een klok, zie maar wat je ermee doet. Als het gezellig is in de disco, kan het zomaar gebeuren dat je een nacht niet slaapt. Of twee, achter elkaar. Maar denk niet dat ik er nu als een zombie bij zit. Hier is het lekker weer en licht, overal is het licht. De haan kraait de hele dag door. Dat betekent lekker wakker worden, altijd met het goede been uit bed stappen en direct op volle toeren draaien. Het zalvende ruisen van de airco… Oh, de tropen!

Goed. De afgelopen week was overweldigend, er is een hoop gebeurd. Het belangrijkste, iets dat zowel op het gebied van mijn onderzoek als in de sociale sfeer een hele hoop deuren heeft geopend, is dat ik me heb aangesloten bij het Tanzania Heritage Project. Zoals veel van jullie al weten ben ik hier in Dar es Salaam om research te doen naar de (sociale) geschiedenis van Muziki wa Dansi, letterlijk ‘muziek om op te dansen’. Dansi is nog het best te vergelijken met jazz van, eh, de Cubaanse slag. Veel mensen hier noemen het ‘Tanzanian rumba’; de eerste Dansi-artiesten haalden hun inspiratie uit Latijns-Amerika en vermengden Guantanamera met soukous, een gitaarmuziekgenre uit het nabijgelegen Congo en verschrikkelijk catchy. Dansi is vandaag de dag nog steeds heel populair, maar vooral bij de oudere generatie. De jongeren in Tanzania, eigenlijk in heel Oost-Afrika, zijn tegenwoordig helemaal in de ban van bongo flava – hiphop. In de jaren zestig, zeventig en tachtig domineerde Dansi echter de bars en discotheken; jong en oud gingen er op los. Die drie Dansi-decennia staan ook bekend als de ‘formative years’ van de republiek Tanzania, die in 1964 het levenslicht zag nadat de tot dan Britse kolonie Tanganyika en het nabijgelegen eiland Zanzibar aan elkaar werden uitgehuwelijkt. Ik onderzoek hier de populariteit van Muziki wa Dansi tegen de achtergrond van de politieke turbulentie in de sixties, seventies en eighties.

Poeh. Misschien is het een goed idee om een wekelijkse ‘collegedag’ in het leven te roepen. Ja! Voor wie het interessant vindt, zal ik een keer per week iets posten over mijn onderzoek. Is voor mezelf ook handig e.e.a. helder uiteen te zetten; dit hele avontuur moet uiteindelijk toch resulteren in een zestig pagina’s dikke scriptie!

We waren gebleven bij het Tanzania Heritage Project. Een Amerikaans meisje, Rebecca Corey, is op het fantastische idee gekomen zich in te gaan zetten voor het behoud van 100.000 uur aan authentiek Tanzaniaanse muziek. Al de prachtige Dansi-hits die mij ertoe aan hebben gezet naar Dar es Salaam te trekken, liggen in vinyl- en cassettevorm weg te teren in de archieven van Radio Tanzania Dar es Salaam (RTD), het aan de overheid gekoppelde radiostation dat Dansi tijdens zijn hoogtijdagen de hoofdstedelijke huiskamers in slingerde. We hebben het over iets van vroegâh– als niemand iets doet, zullen al die ouwe platen en cassettebandjes vergeten worden en dus vergaan. Rebecca’s project is in het leven geroepen om die eindeloze archieven te digitaliseren, en tegelijkertijd de muziek opnieuw aan de man te brengen in de vorm van downloadbare mp-3’tjes, een Best of-cd en een documentaire. Rebecca is een gepassioneerd meisje en gezegend met Koreaanse ijver. Ze is hard en succesvol bezig haar project onder de aandacht te brengen, en verschillende (voormalige) Dansi-artiesten hebben hun enthousiasme en bereidheid tot medewerking uitgesproken. The Citizen, een van de kranten hier, duikelde via good old Google zelfs een verhaal op dat het magazine van Rebecca’s universiteit over haar schreef, om het vervolgens paginagroot te publiceren. Alsjeblieft dankjewel. Natuurlijk is het project niet lang geleden begonnen, en natuurlijk ben ik hier precies nu, natuurlijk heb ik het op een onbewaakt moment op internet gevonden, en natuurlijk staat mijn verblijf hier volledig in het teken van het interviewen van de oude sterren uit de Dansi-scene.

Natuurlijk sloegen Rebecca en ik de handen ineen.

Noem het een gevalletje ‘op het juiste moment op de juiste plek’: het enige element dat het project nog miste, was een wetenschappelijke verantwoording, iemand die een en ander in historische context kon plaatsen en een werk kon schrijven over de geschiedenis van de bands en het politieke en sociale karakter van Dar’s muziekscene in die tijd. Mijn lieve vader had zich hier zonder twijfel bediend van de gevleugelde woorden: ‘Ik ook hier’? Vanaf nu doe ik dus ook mee met het Tanzania Heritage Project, en als het even meezit kan ik Rebecca vergezellen naar gewichtige meetings met muzikanten, mensen van Radio Tanzania, medewerkers van het nationaal archief of andersoortige grote en kleine vissen. Het is simpel: ik schrijf alles op, plemp er terug in Leiden wat theorie tussen en schrijf zo een scriptie die aan de ene kant in het hier en nu staat, maar aan de andere kant een soort getuigenis is van ‘die goeie ouwe tijd’. De herinnering, en dus de muziek, levend houden met mijn eindwerkstuk: het lijkt me een fantastisch en nobel streven.

Juist, zo ziet het ideaalplaatje er dus uit. Het is niet gezegd dat alles zo soepel en super verloopt, maar dit is in elk geval het streven. Vóór mijn ontmoeting met Rebecca had ik zeker niet stil gezeten en mijn eerste stappen als Thunderbird al gezet. Een onschuldig uitje met een Duits meisje dat hier stage loopt bij het Goethe-Instituut resulteerde in een hopelijk héél waardevolle connectie. Terwijl we op een avond onze pizza zaten te happen kwamen we haar baas tegen, die er bij kwam zitten. Even maar, zei ze, ze had het druk: het instituut organiseert op 3 februari een kleinschalig muziekfestival waar drie muzikanten komen optreden die ik voor mijn onderzoek gráág zou willen spreken. Een van hen is Mzungu Kichaa, letterlijk ‘gekke blanke’. Kichaa is een van de populairste bongo flava-artiesten van dit moment, en trekt in heel Oost-Afrika volle zalen. De grap: Mzungu Kichaa is een Deen. Eigenlijk heet hij Espen Sörensen. Veel vreemdere eenden in de bijt kom je niet tegen. Sinds zijn zesde woont hij in Afrika, een man die zich, waar hij ook woonde, heeft willen en kunnen aanpassen als Mowgli in de jungle. Spreekt vloeiend Swahili, kan dansen als een Maasaikrijger en voelde zich als kind zwaar ongemakkelijk als hij op (Deens) familiebezoek schoenen moest dragen. Goed, een aparte dus. Zodra ik tegen die vrouw van het Goethe-Instituut over hem begon, riep ze uit: Kichaa! Goed dat je het zegt, die moet ik nog bellen! Dus dat deed ze maar meteen, en nadat het noodzakelijke besproken was, gebaarde ze naar mij. Of ik hem even aan de lijn wilde? Op het juiste moment op de juiste plek zijn: mijn vlak voor vertrek aangeschafte Reeboks dienen sinds ik hier ben echt als Wondersloffen van Sjakie. Espen – mag ik Espen zeggen? – nodigde me uit om op 3 februari, vroeg in de middag, bij hem langs te komen. Dan, voordat het muziekfestival begint, is hij aan het repeteren met zijn maat en collega King Kiki.

Wie is King Kiki? Een absolute maestro van Muziki wa Dansi.

Jongens, ik kan blijven vertellen, maar waarschijnlijk zijn jullie je aandacht allang kwijt. Er gebeurt veel, ik ontmoet geweldige mensen, begin het ritme te voelen en word al aardig bruin. Vanaf nu dus een keer per week college, of in elk geval op regelmatige basis. Tot slot nog wat beeldmateriaal met z'n verhaal. Un abrazo muy fuerte - we houden contact!

Erasmus en Benson Rukantabula, tweelingbroers en allebei betrokken bij het Heritage Project. Topgozers, ben nu al dikke maten met ze!
Met Rebecca en Benson in het geïmproviseerde kantoortje, een ruimte van de Open University of Dar es Salaam, waar de broertjes werken.
Vrijdag werd onze samenwerking beklonken, en diezelfde avond vielen we met onze neus in de boter: Mlimani Park Orchestra, al sinds jaar en dag Tanzania's populairste Dansi-band, trad op!
Shasha is hier in Dar mijn 'partner in crime'. Een gouden vent die altijd in is voor een feestje.
We weten waar we het voor doen :)

DDC Mlimani Park is een instituut en bewees vrijdagavond nog altijd een fantastische liveband te zijn. Om een idee van de muziek te krijgen: in 1980 was dit een enorme hit. Zoals alle Dansi-nummers begint Mtoto Akililia Wembe rustig, misschien zelfs een beetje saai. Maar probeer het hele nummer af te luisteren, en let vooral op het laatste gedeelte: het hoge soukous-gitaartje klinkt, mensen melden zich op de dansvloer, het gaat los!

1 opmerking:

Rolf zei

Heel leuk verhaal Nils! Blij dat tot nu toe alles meezit, maar ja, met de hoed in de hand....
X Pap en Mam