dinsdag 10 januari 2012

#1 KARIBU TANZANIA!

Oeps.

Ik loop het balkon op en kijk uit over Kimweri Avenue, de straat die ik in ieder geval de komende drieënhalve week mijn thuis mag noemen. Zodra ik mijn camera tevoorschijn haal om vast te leggen wat ik zie - een rij mannen en vrouwen op stoeltjes, geinend om een kind dat net tot afgrijzen van zijn moeder heeft geprobeerd zich van z'n schooluniform te ontdoen - kijkt de oudste man van het stel me recht aan.

E! Ehééé!

Ik herken een BA Baracus-blik en verdwijn snel naar binnen. Geen foto. Wat ik had kúnnen doen: mijn glimmendste glimlach opzetten, een verontschuldigend gebaar maken en met pathos en volume SAMAHANI, MZEE! roepen. Sorry, ouwe! Maar ik ben nog maar 'n groentje, heb de woorden soms nog niet, en kan mijn overbuurman maar beter te vriend houden.

* * *

Omdat het vliegtuig twee uur later dan gepland uit Amsterdam vertrok, en er bij de tussenlanding in Arusha een technisch probleem moest worden verholpen, komen we pas twee uur na middernacht aan in Dar es Salaam. Ondanks het late tijdstip is het buiten dertig graden. Binnen, in het volgepakte halletje waar ik een visum hoop te bemachtigen, neigt het naar zestig. Drijfnat ben ik. Angstzweet? Ja. Ik herinner me de hysterische taferelen die Cees Nooteboom beschreef bij zijn aankomst in Dakar. Uren wachten, een mensendichtheid als in een Tokiose metro en hordes klauwende handen. Maar dat was lang geleden, en eigenlijk valt de drukte me nog alles mee. Een gigantische man met een verwarrend jong gezicht neemt zwijgend mijn paspoort aan en plempt het neer bij een van de zeven loketjes. Voor het loketje naast me staat een Amerikaan te schreeuwen, de zelfde man die ik een halfuur eerder nog prinsheerlijk achter me heb zien slapen. Vijf minuten, twee foto's en vier handafdrukken later heb ik mijn visum. In de aankomsthal kijk ik recht in de ogen van Shasha, die temidden van wat vrienden en vriendinnen op een bankje zit. Opgelucht gelach. Welkom! Karibu Tanzania!

Geen opmerkingen: