donderdag 8 januari 2009

Bloedend hart, hartsprong

Eerder schreef ik al over m'n ukulele, dat kleine gitaartje met zijn hemelse geluid. Of nee, háár hemelse geluid. De mijne is een meisje, een absoluut schatje zelfs. We houden van elkaar, en nu meer dan ooit. Ik schrijf met vlinders in m'n buik, vlinders sidderend van opluchting.

Want bijna, bijna was ik haar kwijt.

Gisteravond, het rijk alleen in een stukje trein. Den Haag-Utrecht via Gouda. Mijn fiets is mee. Naast me slaapt m'n ukulele in haar tas. Onderweg lees ik Youth van Coetzee, de tijd vliegt, en op bladzij 27 zijn we op de plaats van bestemming. Ik kijk naar de fiets, sta op, haal hem van het slot. En stap uit. Heerlijk, zo'n fiets.

Thuis aangekomen zet ik koffie. Coetzee loopt door m'n hoofd, ik moet verder lezen. Gordijnen dicht, lamp aan, muziek aan. Muziek.

Ik krijg het koud.
En warm.
En koud.
En warm.

Zeventien rondjes door het huis later volgt een trap tegen het bed. Al mijn spieren trekken zich samen, en ik baal. Heel stevig. Ukulele vergeten, laten liggen, kwijt. Voor één keer heb ik niet naar haar omgekeken. Zo moet het voelen als je hond is weggelopen. Ik voel me machteloos en schuldig. Ik heb mijn lief in de steek gelaten, en nu ligt ze daar alleen op een obscure treinbank. Ze zal ten prooi vallen aan de grijpgrage vingers van een simpele ziel die totaal niet weet hoe met haar om te gaan.

Ze zal verkracht worden, haar vier gevoelige snaren gepijnigd. Ze hoort bij mij, en bij niemand anders.

Vanochtend. Ik sta op met hetzelfde zeurende gevoel als waarmee ik slapen ging. Zonder wijsje in m'n hoofd. Kan ze nog gered worden? Ik moet naar het station, naar de gevonden voorwerpen, en wel nu. Ik ga. Op de fiets. Aangekomen op Utrecht Centraal sluit ik aan in een lange rij mensen met schandalig onbelangrijke vragen. Achter de informatiebalie zit een man met een eng dunne paardenstaart. Hij moet pissen als een zwanger paard, zegt hij tegen zijn collega. Dan ben ik aan de beurt. Ik leg hem mijn probleem voor.

Ik zal voor je kijken, zegt hij, en hij begeeft zich naar een hok. Hij blijft even weg, lang, het voelt als lang. Zoekt hij? Zou het? Opeens dat gevoel weer, het kan nog misschien.

Dan komt hij terug, grijnzend. Ik herken haar meteen, haar welgevormde ronding, haar kunstige klankkast. Ze is het. De NS heeft haar gered. Mahalo!

Thuis maken we muziek. Vrolijke muziek. Ik was haar bijna kwijt. Maar wat voel ik me nu rijk.

4 opmerkingen:

Marie Louise zei

Wat een schrik, Nils. Ik kan me je gevoelens voorstellen. Je zult wel heel onrustig geslapen hebben vannacht..... Wat een opluchting toen je hem terugkreeg. Gelukkig liep dit verhaal anders af dan die reclame van die paarse krokodil!!! Wel weer héél gevoelig op papier gezet. Knap hoor. X

Anoniem zei

Mazzelkont! Maar wel mooi geschreven....

Tu padre

Unknown zei

poppie toch :)

ik ken het, koud-warm-koud-warm is ook een beetje het gevoel dat ik had toen ik mijn 2 weken jonge laptop op straat had laten liggen...oplader, hoes, wachtwoordloos en al. lang leve niemandboeiende appie-tasjes als laptoptas.

Anoniem zei

Goed verhaal ouwe!