Een held was hij voor ons, en in het gouden Ajax van '95 de enige échte Godenzoon. Als Overmars de bal kreeg, wist je dat er iets gebeuren ging. Hij was klein maar snel, een ster in simpelheid, de verpersoonlijking van Snelle Jelle. Overmars was Ajax, wij waren Overmars. Nog zie ik de poster voor me. De man in actie, het gezicht getekend door fanatisme en concentratie. Zó goed.
Niet alleen als voetballer bewonderden we hem. We wisten dat hij getrouwd was met Miss Nederland, en in de rondslingerende meisjesbladen van onze zussen zagen we zijn foto's omringd door hartjes. Ajax' nummer 11 was alles wat wij wilden worden. En hij liet zien dat we daar niet eens zo groot voor hoefden te worden.
Toen ik in augustus las dat hij zijn comeback zou maken bij de Eagles, zijn eerste club, dacht ik aan wat hij bij zijn échte afscheid als prof in 2004 vertelde: "Mijn rechterknie heeft me veel problemen bezorgd en is er nu de oorzaak van dat ik niet meer op het niveau kan spelen dat ik zelf voor ogen heb. Er zit bijna geen kraakbeen meer in..."
Doe dat nou niet, dacht ik nog. Het is goed zo.
Sinds Go Ahead-RBC weet ik dat het inderdaad in 2004 had moeten eindigen. Overmars op een winderig veld in Deventer, dat is burlesque. Mijn held zonder kraakbeen voor een handvol pubers tussen een zooi campingvoetballers, en dat als 36-jarige. Hij was het porselein in een kast vol olifanten.
Overmars kwam in de korte samenvatting één keer goed in beeld. Balverlies. Je zag die blik.
1 opmerking:
Mede namens Blaak... prachtige blog. U schrijft de pannen van het dak, heer Nils.
Een reactie posten