Het is half vijf en al bijna donker. Paap manoeuvreert ons witte busje door de Utrechtse straatjes, en hoewel hij naar eigen zeggen al een jaar niet gereden heeft, bestuurt hij het logge gevaarte met kunde. Afgelopen weekend is hij in het Groningse feestgedruis zijn portemonnee mét inhoud verloren.
Geld, OV, ID, pinpas, rijbewijs. We nemen een risico.
Op de lange Vleutenseweg kunnen we weer vrij ademen. Zoals gehoopt zoeven we gestaag door, op de borden verschijnt al snel Lage Weide. Industrieterrein in de richting van Maarssen.
Let op, zegt Jeroen. Zodra we déze huizen voorbij zijn, wordt het treurig.
Aan Industrieterrein Lage Weide is niets moois. Griezelige lelijkheid zover het oog reikt, moedeloze werknemers die vanuit de rokende fabrieken naar buiten slenteren en de frisse lucht erbij denken. Hier mislukt bij voorbaat elke poging tot een gezellige personeelsborrel. Het is het uitzicht.
We rijden over de Atoomweg en gaan op goed geluk linksaf de Reactorweg in. Bij de bushalte staat een vrouw de reclame in het hokje te bekijken. Geforceerde McDonald’s-vrolijkheid.
Lage Weide blijkt een doolhof. Na een half uur ontdekken we dat we links gingen waar we eigenlijk rechts hadden gemoeten. De Niels Bohrweg had de Neutronweg moeten zijn. Nu heeft ook het laatste beetje daglicht ons in de steek gelaten. Het wordt ons niet gemakkelijk gemaakt, maar we houden vol en komen uiteindelijk op de plaats van bestemming.
Het autokerkhof.
Dé setting voor een horrorfilm, grappen we, terwijl we richting het met autobanden bezaaide steegje sluipen. We moeten er vijftien hebben. Het is koud, guur. We rollen de banden een eind voor ons uit; ze zitten vol drek. Een mens kan zichzelf terugvinden op de vreemdste plekken en in de vreemdste situaties.
We kijken elkaar aan en denken alledrie hetzelfde. Hoeveel lijken zouden hier liggen?
Ons plan slaagt. We laden twintig banden in, gooien de achterklep dicht, vluchten onze Griezelbus in en racen het licht tegemoet. Een kwartier later zijn we weer in ’t centrum. Plots is Utrecht zoveel mooier.